Uitslapen is niet aan mij besteed en dus zat ik ook vandaag alweer vroeg aan een fantastisch ontbijt: toast, omelet, aardappels met groenten en een soort bundeltjes gefrituurde slierten met groenten. Ik had bedacht dat ik eigenlijk nog wel de world-peace-pagoda moest gaan bekijken, aan de overzijde van het meer, hoog in de heuvels. En dus pakte ik, eenmaal terug op m’n kamer, m’n dagrugzak in. Ik treuzelde en twijfelde… eigenlijk had ik helemaal niet zo’n zin. Ook twijfelde ik over de route: de toeristische en eenvoudige oversteek via een bootje, of de langere omweg middels een wandeling van enkele uren. Na het verhaal eerder die week over bloedzuigers daar in het bos besloot ik om toch maar een bootje te pakken. En zo slenterde ik al vroeg langs het meer. Er was genoeg te zien, dus ik zocht een plekje in de schaduw langs het water. Ik vermaakte me prima met kijken, zitten en foto’s maken.
Na verloop van tijd zette ik mezelf er toch maar toe om in de rij te gaan staan voor de bootjes. Als enige toerist werd ik naar voren geschoven richting het verder lege hokje waar de tickets gekocht moesten worden. Na een poosje wachten verscheen er eindelijk iemand, die een prijs noemde van 1500 roepie voor de overtocht. Ik vond het nogal aan de prijs voor zo’n kort stukje van misschien 60 meter varen en vermoedde een toeristenprijs. Ik zocht het bedrag bij elkaar, maar inmiddels was de man weer verdwenen en dus stond ik opnieuw te wachten. Ineens nam het “geen-zin”-gevoel de overhand en toen ben ik weg gelopen. Ik had ineens helemaal geen zin meer om in zo’n toeristenbootje te stappen, een lange trap te moeten beklimmen die ongetwijfeld weer vol stond met verkopers en andere mensen die iets van me wilden, om daar dan de zoveelste tempel te bekijken. Het verzadigingspunt was blijkbaar bereikt. Ik ben lekker lang cappuccino gaan drinken in het koffiebarretje eerder die week (waar het personeel overigens ook tergend traag was). Daarna maakte ik een tussenstop in het hotel en at ik een banaan en een sinaasappel als lunch.
Halverwege de middag ging ik opnieuw de stad in, maakte foto’s van de prachtige lucht boven het meer en dronk een biertje in een leuk tentje aan het water, met dance-muziek op de achtergrond. Elke minuut veranderde het licht, dus ik bleef opstaan om een foto te schieten.
De mooie luchten waren overduidelijk de voorbode voor slecht weer, dus ik zorgde dat ik op tijd bij een restaurant was. Het werd opnieuw de Roadhouse; ik had zin in pizza en nam een virgin mojito (een gok met het ijs, maar dat was van gefilterd water, zei de serveerster). Daarna nam ik nog een lekkere cappuccino en ging toen de straat weer op. Ik hoopte nog wat foto’s te kunnen maken van de stad bij avond, met lichtjes en natte glinsterende straten. Maar het was droog gebleven. Hmmm jammer. Juist op het moment dat ik dat dacht begon het lichtjes te spetteren. Nou… dat heb ik geweten! Ineens brak de hel los! Wat een water kwam er naar beneden! Fotograferen lukte uiteraard niet meer, maar de laatste 50 m naar het hotel lopen ook niet. Ik werd in een outdoor-winkeltje binnen geroepen om te schuilen. Ik hielp de man zo goed en kwaad als het ging z’n koopwaar binnen te halen en toen liet hij snel de rolluiken zakken. Wat een noodweer! Samen met nog twee toeristen en een Nepalees schuilde ik wel ruim een half uur in het gesloten winkeltje en maakte ondertussen een praatje met de eigenaar van de winkel. Hij bood me zelfs nog een paraplu aan, maar dat vond ik niet nodig. Uiteindelijk was het droog genoeg om het laatste stukje naar het hotel te lopen. De goten stroomden nog gestaag door! Wat een water ging daar doorheen! Ik snapte ineens waarom die goten zo breed en diep waren (ik had er eerder die week bijna m’n nek in gebroken). Een paar oude vrouwtjes konden onmogelijk de enorm grote stap erover heen maken en die konden dus niet anders dan dwars door het water heen te lopen; het water stond denk ik tot halverwege hun kuiten.
Het was de laatste avond in Pokhara en ik was niet alleen. Ik ontdekte een gekko in de badkamer en toen ik hem naar buiten probeerde te helpen, schoot hij juist de kamer in en verdween onder m’n bed. Daar mocht ie blijven zitten van me, op voorwaarde dat hij de mug zou vangen die me eerder die week had lek gestoken.