Voor vandaag hadden we een afgelegen alm op de planning: de Radurschlalm. Of eigenlijk daar nog voorbij en hoger de bergen in. Eerder deze week waren we ook al in die hoek en waren we nieuwsgierig geworden naar de waterval die in de verte naar beneden stortte. Nadat onze gastheer en -vrouw ons gisterenavond onder het genot van een zelf gebrouwen schnapps vertelden dat er zich daar hoog in de bergen sinds enkele weken een geheel nieuw bergmeer heeft gevormd, wilden we dat graag met eigen ogen zien. Het meer is spontaan ontstaan door een ‘muur’ van stenen en is niet geheel zonder gevaar, doordat de wand ook net zo goed ineens weer kan wegzakken, waardoor er een enorme hoeveelheid water naar beneden stort.
We hadden een supermooie klim en hoe hoger we kwamen hoe meer sneeuw er lag. Het was er dan ook ijzig koud, wat het desolate gevoel op de verlaten alm op 2200m hoog in de bergen vergrootte. Alles ademde natuurgeweld: enorme rotsvlaktes, witbesneeuwde bergtoppen, water dat naar beneden donderde, rollende rotsblokken op de hellingen en de ijzige wind. Wauw, wat mooi en bijzonder om hier te zijn. Het enige wat nog ontbrak waren de steenbokken…. (die drie van ons niet meegeteld dan).