De allerlaatste loopdag was aangebroken. We zouden slechts 3 uurtjes lopen, dan lunchen en daarna in een jeep stappen om verder het dal uit te rijden. Het zat er nu echt bijna op.
Ik had deze nacht weer een kamer alleen gehad en met een eigen toilet. Daar was ik ontzettend blij mee, want ik was wederom in de waterfase terecht gekomen en moest om de haverklap richting toilet. Ik was dan ook blij met m’n privacy.
Tot onze grote verrassing en tegen de voorspellingen in was het gestopt met regenen en scheen er zelfs een zonnetje. We konden dan ook lekker buiten aan een picknickbank ontbijten. Ik at de lekkerste apple-pancake van de hele trekking, opgesierd met suiker en kaneel. Mmmm.
Om 9 uur verlieten we de lodge over het brede pad dat erlangs liep. De route bleef vandaag zo gemakkelijk: eerst over het brede pad en daarna over een jeeproad, de rivier volgend. Ik speelde haasje-over met de Duits-Oostenrijkse groep; telkens als ik een foto maakte gingen ze me voorbij, waarna ik hen weer moest passeren. M’n 3 wandelmaatjes hadden er weer goed de pas in, zodat ik eigenlijk voortdurend achter de feiten aan liep, omdat ik toch echt af en toe een foto wilde schieten. Daarvoor namen we wel wat uitgebreider de tijd bij zo’n beetje de laatste hangbrug en het laatste moment dat we witte bergtoppen zagen.
Het landschap kreeg weer kleur, de beplanting werd fris groen, ik hoorde weer vogels fluiten. Ik genoot ervan en vond het wel prima zo in m’n eentje achteraan. M’n buik bleef wel de hele tijd krampen en ik keek uit naar een plekje langs het brede pad. Dat viel nog niet mee, dus zodra ik wat varens en bosschage zag greep ik m’n kans. De anderen liepen te ver vooruit om een seintje te kunnen geven. Toen ik klaar was hoorde ik Chhiering al roepen: “Samanthaaaa!!!”. Ik kwam tevoorschijn uit de bosjes. Chhiring vertelde daarna de hele dag aan iedereen de (in zijn ogen) ontzettende grappige situatie en lachte zich elke keer weer een breuk. 😉
We kwamen aan bij de plaats Daraphani, waar we zouden lunchen. We waren via een nogal ingewikkelde route de rivier overgestoken en op enig moment was ik de groep zelfs even kwijt. We liepen het dorp alweer bijna uit en ik begon me bijna af te vragen of we wel daar gingen lunchen, toen we bij het allerlaatste gebouw stilhielden. Volgens Chhiering moesten we daar echt veg-egg-cheese-lasagne eten. Dat klonk als muziek in de oren; we hadden allemaal vreselijk veel zin in lasagne. Met veel zorg en overduidelijke trots werden de fraai opgemaakte borden met de lasagne gebracht: dikke slierten pasta, met rode saus, stukjes wortel en een gekookt ei erbovenop. Het leek in niks op lasagne en we moesten er dan ook hartelijk om lachen met z’n vieren… we hadden echt iets heel anders verwacht ;-). Mij smaakte het al met al niet zo erg, maar dat kwam vooral omdat ik last had van m’n buik.
Na de lunch stond er een jeep voor ons klaar die ons nog een paar uur verder zou vervoeren het dal uit. Chhiering had het erover gehad dat we dan op het dak konden zitten. Dat leek ons wel gaaf. Maar de pret ging niet door: het was gaan regenen en belangrijker: het was inmiddels verboden. Dat snapte ik wel toen we eenmaal met z’n zevenen een paar uur lang over het knollenpad heen stuiterden. Niet te doen! Het pad was een glibberende modderbende vol diepe kuilen en grote rotsblokken. Onze chauffeur (die om de een of andere reden paars haar had) reed keurig. Dat schepte in elk geval vertrouwen, want hier en daar was de weg mega-smal, reden we vlak langs de rand en kwamen we ook nog tegenliggers tegen of opgefokte achterop komende jeeps die op onmogelijke plekken wilden inhalen. Onderweg stopten we nog bij een waterval. Met trappen kon je tot helemaal beneden toe lopen, maar ik vond halverwege wel goed genoeg en had dat eigenlijk vooral gedaan om Chhiering te plezieren. De anderen deden überhaupt geen moeite en bleven boven bij de jeep. Iedereen had voor nu eventjes genoeg van inspanning.
Ik had bij de lunch m’n donsjas aangedaan, omdat het frisjes was in de lodge. Maar na een paar uur dalen met de jeep, was de temperatuur gaan stijgen en had ik het inmiddels veel te warm. We kwamen aan bij de lodge in Ngadi, waar we zouden overnachten. Chhiering had al gewaarschuwd dat de lodge niet zo luxe was als die in Goa, maar dat vooral de tuin heel bijzonder was. En daarin had hij absoluut gelijk: het was een groene oase vol bloeiende planten en overal overdekte zitjes. De hogere temperatuur en de vele kleuren voelden als een verademing na al het grauw, grijs en kou (terwijl ik daar ook echt van had genoten). Verder was er een normaal zittoilet, maar die was zo laag, dat het hurktoilet net zo comfortabel en in elk geval frisser was. Maar de wasbak buiten met echte zeep was toch wel pure luxe ineens!
Ik deelde deze laatste nacht weer de kamer met Sjoerd. Er stonden drie bedden met gekleurde klamboes erboven en verder was het net als altijd: houten schotjes, kieren en deuren die niet goed sloten. Het was wel het slechtste-bed-ever: het was niet meer dan een houten plank met een soort dikke deken erop dat voor matras moest doorgaan, maar daar in de verste verte niet op leek.
Het eerste wat ik deed toen we bij de lodge aankwamen was iedereen bellen: eerst de kinderen die bij opa en oma waren en daarna Jasper. Wat fijn om iedereen weer even te zien en spreken na 4 dagen geen contact, terwijl daar wel het spannendste onderdeel van de pas-oversteek in zat. De kinderen vroegen zich af of ik allemaal viezigheid in m’n gezicht had, wat bij mijn weten niet zo was. Blijkbaar zag ik er dus nogal ‘geleefd’ uit na deze twee weken in de bergen lopen.
Na het facetimen sloot ik aan bij ons groepje om te proosten op onze succesvolle trekking. Samen met Chhiering en onze porters Gelbul en Lhakpa dronken we bier en hadden we veel lol. Het was leuk dat ze nu op deze laatste dag deel uitmaakten van onze groep en niet weer ergens achteraf verborgen in een keuken zaten. De gedienstigheid en bescheidenheid (wat neigt naar onzichtbaarheid) hoort helemaal bij hun cultuur en rol, maar ik kon er maar niet aan wennen. Voor ons is samen eten en drinken juist een sociaal gebeuren, dat zorgt voor verbinding. Ik vond het stiekem jammer dat er nu pas op de laatste dag ruimte was om met elkaar te eten, lol te hebben en een diepgaander gesprek te voeren. Chhiering vertelde bijvoorbeeld uitgebreid over z’n tijd in het klooster, waar hij aanvankelijk werd opgeleid tot monnik. Gedurende de opleiding zijn er wat keuzemomentent en hij is uiteindelijk weg gegaan uit het klooster, onder andere vanwege ziektes die hij daar kreeg (huidziekte) en de leefomstandigheden. Hij leefde nu nog steeds Boeddhistisch, maar was blij dat hij zich had weten te ontworstelen.
Ik vond dat we het ontzettend hadden getroffen met onze gids en porters. Het was ook mooi om te zien hoe de rol en houding van Chhiering was veranderd toen onze Nederlandse gids Sander de groep moest verlaten. Hij kwam veel meer op de voorgrond, bescheiden als altijd, maar minder onzichtbaar. Om te schetsen hoe het er tijdens zo’n trekking in Nepal aan toe gaat: de gids zorgt voor de overnachtingsplekken, soms worden de dragers daarvoor al vooruit gestuurd; de kamers worden gecheckt en als deze bijvoorbeeld naast een toilet blijken te liggen, wordt er een andere kamer geregeld; de gids en dragers nemen onze bestellingen voor eten en drinken op, regelen zout/ketchup/suiker et cetera…. Je mag vooral niet zelf opstaan om het te pakken of regelen; ze zorgen dat eerst iedereen te eten heeft, ruimen de tafel af en gaan dan pas zelf in de keuken eten; ze lopen het liefst achterop je hielen, zodat ze je kunnen opvangen als je mocht vallen; Chhiering heeft tig keer onze permits moeten laten zien, maar ik heb niet één keer gezien waar en wanneer; hij zorgde elke dag dat de rekeningen betaald werden en iedereen gepast z’n wisselgeld terug kreeg; het is absoluut not-done om tassen nat te laten worden, dus daar wordt heel goed opgelet. Kortom, je wordt volledig ontzorgd… dat was nogal wennen voor een zelfstandige vrouw die het liefst zelf haar boontjes dopt ????.
Toen Sander nog meeliep, liepen de porters met onze tassen vooruit en zagen we ze nauwelijks. De laatste dagen waren ze met ons meegelopen en hadden we dus iets meer contact. En deze laatste dag… het was zo gezellig, wat een leuke groep waren we met elkaar! Dat straalden we blijkbaar ook uit, want al snel stond er een Fransman aan tafel om te vragen hoe laat we naar bed gingen en of we vanavond mee wilden feesten met muziek. Dat klonk gezellig en ook ergens wel onontkoombaar, gezien ook hier de hutjes uit dunne wandjes bestonden.
Onze maaltijd bestond deze avond uit dal bhat, mét kip dit keer (dat kon geen kwaad volgens Chhiering en ik was toch nog steeds aan de diarree, dus ik geloofde het wel zo onderhand). Dit was met stip de lekkerste dal bhat ooit en ik at er dan ook veel te veel van. Daarbij nog het nodige bier (in Nepal zijn de flessen 600 ml!) en m’n maag knapte zowat. We dansten met de grote groep Fransen (en Belgen?) en de Nepalese gidsen en dragers. Het was een gezellige avond en er heerste een euforische stemming. Afwisselend werd gekozen voor Nepalese, Franstalige en Nederlandse muziek. Sjoerd had zich ondertussen, na een groen pepertje (wat een hilarisch tafereel opleverde), raksi laten aansmeren, een Nepalees drankje op basis van rijst. Nog nooit zoiets vies geproefd, behalve misschien dat drankje uit IJsland. Van de raksi had ie de volgende dag wel wat spijt. Hij sliep er wel goed op, want toen hij rond 23 uur naar bed kwam, viel hij als een blok in coma. Al met al was het een mooie afsluiting.